Bruin vet is een bijzonder goedje: het klinkt vies, het heeft de kleur van vleesjus en toch is het goed voor het lichaam. Zeven vragen én antwoorden over bruin vet.
Over bruin vet doen heel wat verhalen de ronde: het zou zelfs dé remedie in de strijd tegen overgewicht zijn. Afvallen door een beetje te koukleumen: zou het echt zo eenvoudig zijn? De wetenschap denkt – vooralsnog – van niet.
Wat is bruin vet?
Bruin vet is een vetweefsel dat energie omzet in warmte – het verbrandt calorieën. Het vet wordt actief als het lichaam het koud heeft en zorgt er dan door verbranding voor dat de lichaamstemperatuur op peil blijft. Zoogdieren die een winterslaap houden, gebruiken hetzelfde bruin vet om tijdens hun winterslaap warm te blijven.
Wat is het verschil tussen bruin vet en wit vet?
Het grote verschil tussen bruin en wit vet zit hem in hoe het vet werkt. Bruin vet zet energie om in warmte en zorgt er zodoende mede voor dat je lichaam op temperatuur blijft. Ook wit vet heeft een isolerende functie, maar het werkt anders: het slaat de calorieën juist op, onder meer rond de organen en op zichtbare plaatsen als rond de heupen en op de buik. Bruin vet is goed voor je gezondheid, wit vet juist niet.
Waar vinden we bruin vet?
Het lijkt erop dat bruin vet zich vooral op essentiële plekken als bij de hoofdslagaders, het zenuwstelsel en het hart bevindt. Onderzoekers denken dat dat te maken heeft met de verwarmende functie van bruin vet: juist op die cruciale plekken moet het lichaam op temperatuur blijven.
Heeft ieder mens bruin vet?
Ja, maar niet ieder mens heeft evenveel bruin vet: zowel de hoeveelheid als de activiteit wordt bepaald door leeftijd en lichaamsgewicht. Om de invloed van leeftijd en gewicht te achterhalen, deed arts-onderzoeker dr. Lonneke Bähler (promotie)onderzoek met drie groepen mensen: jonge slanke mannen, jonge dikke mannen en oude slanke mannen. Zij ondergingen diverse tests nadat ze een paar uur in een ruimte van 16 tot 18 graden hadden doorgebracht. Wat bleek: de verbranding in bruin vet was bij de ouderen veel lager dan bij jongeren. De ouderen hadden niet alleen veel minder bruin vet, het bruin vet was ook nog eens minder actief. Verrassend was het verschil tussen dik en dun: de activiteit van bruin vet bij dikke mannen was maar ietsje minder dan bij de dunne mannen. Het verschil was veel kleiner dan de wetenschap dacht. Het lijkt er dus op dat leeftijd een grotere rol speelt bij de hoeveelheid en activiteit van bruin vet dan de factor overgewicht.
Waarom hebben juist ouderen minder bruin vet?
Het antwoord op deze vraag valt voorlopig nog in de categorie ‘wat was er eerder – de kip of het ei?’ Tijdens haar onderzoek keek dr. Bähler namelijk ook naar het zenuwstelsel van de proefpersonen. Bij de groep oudere slanke mannen was het zenuwstelsel minder actief en de vraag is nu hoe dat komt. Is de verbranding minder omdat de zenuwbanen minder actief zijn, of is de verbranding minder omdat het bruine vet minder gevoelig is voor de signalen van de zenuwen? Om het antwoord op deze vraag te achterhalen is nader onderzoek nodig.
Is bruin vet de nieuwe heilige graal in de strijd tegen overgewicht?
Nee, stelt dr. Lonneke Bähler op basis van haar onderzoek. Nee, stelt ook het Voedingscentrum. Om af te vallen moet je minder, gezonder en regelmatiger eten, en daarbij meer bewegen. Voor wat betreft de rol van bruin vet: daar moet verder onderzoek naar worden gedaan. Wellicht is het mogelijk het volume en de verbranding van bruin vet te vergroten door bruin vet (via bijvoorbeeld zenuwbanen) te stimuleren. Maar of dat lukt en of dat dan ook resultaat geeft, is vooralsnog een groot vraagteken.
De kachel lager zetten hoeft dus niet?
Omdat een lagere temperatuur bruin vet activeert, doken er al gauw verhalen op dat je zou afvallen als je de thermostaat wat lager zou draaien. Helaas: zo makkelijk is het dus niet. De lagere temperatuur zorgt er wel voor dat bruin vet iets actiever wordt en dat is hoe dan ook goed voor je lichamelijke gezondheid. Maar om echt af te vallen is meer nodig: het welbekende gezonde eetpatroon in combinatie met meer bewegen. (bron: GezondheidsNet)